woensdag 28 september 2011

Oude vrouwtjes

Ik krijg zojuist het nieuwste broodje aapverhaal binnen. Het is weer een oud vrouwtje dat erin figureert, en het wordt verteld door iemand die het zelf heeft meegemaakt, dus hoe kun je daar nu aan twijfelen?
Het verhaal speelt in de buurt van Eindhoven, in 1944. Eindhoven werd in 1944 bevrijd. Na vier jaar bezetting dus, en niet na vijf jaar, zoals de verteller zegt, maar dat maakt hem alleen maar geloofwaardiger.
Als iemand nog meer verhalen weet over een oud vrouwtje met een baksteen in haar handtasje, bijvoorbeeld een verhaal dat in Joegoslavië of Rusland speelt, dan houd ik me aanbevolen.

maandag 12 september 2011

War pigs

War pigs is een anti-oorlogsliedje van het ensemble Black Sabbath. Het stamt uit 1970, van hun elpee Paranoid. Het wordt door vele liefhebbers van het genre hét anti-oorlogslied en ook dé heavy metalsong gevonden. Het genre begon zeg maar met War pigs.
Het aardige van dit lied is dat de zanger van het ensemble, Ozzy Osbourne (die toen nog veel minder vervelend was dan hij later zou worden), in 1970 de studio binnenstapte met het nummer Walpurgis, dat over heksen en zo ging. Dat hebben ze toen samen in de studio omgewerkt tot dit anti-oorlogslied. Heel verstandig, want je had toen nog de oorlog in Zuid-Oost Azië, met die napalm en dat naakte Vietnamese meisje dat huilend wegrende en die collaborerende Zuid-Vietnamese politiechef die zomaar midden op straat een Vietcong-strijder executeerde. Daar moest tegen geprotesteerd worden, dat begrijpt u wel, en toen die oorlog eenmaal beëindigd was, toen moest er iets anders op gevonden worden en toen hebben ze er op de video beelden van de Tweede Wereldoorlog bij gezet.
Het ultieme anti-oorlogslied, dat wilt u natuurlijk met mij meevoelen.
Een ander leuk ding, is dat het 2001 Clear Channel memorandum kort na 9/11 een lijst van 165 liedjes bevatte met questionable lyrics, waaronder ook War pigs. Clear Channel was eigenaar van meer dan 1200 Amerikaanse radiostations, en ontkende uiteraard het bestaan van die lijst.

zaterdag 10 september 2011

Twee minuten drukte

Ik werkte op een drukkerij (Drukkerij Van Meersen) te L., 10 kilometer van mijn huidige woonplaats die ook mijn toenmalige woonplaats was. Ik reed ’s ochtends op mijn Zündapp de 10 kilometers naar mijn werk, en ’s avonds reed ik ze weer terug, onderweg stoppend bij een kleine supermarkt te H., waar ik mijn inkopen deed. Met die inkopen maakte ik mijn maaltijden, en ’s avonds genoot ik thuis van Bach, Byrd, Gontsjarov of Toergenjev. Bij muziek van na 1750 of literatuur van na 1860 voel ik mij niet senang, dus dat lees ik niet en beluister ik niet. U begrijpt wel dat een leven tussen radio’s met knetterharde moderne popmuziek not my cup of tea is. Het ging jaren achtereen goed, totdat het kleine supermarktje te H. ophield te bestaan, en ik genoodzaakt was een ander adres te zoeken. Ik vond, met ongeveer één kilometer omrijden, te A. een supermarkt.
Nu lijd ik aan heimwee. Ik ben geboren in het kleine W., hier 6 kilometer vandaan, waar ik nog steeds elke stoeptegel ken. Voor een zetter (want dat was mijn beroep, zouden ze in oude boeken schrijven) is die heimwee geen probleem. Een licht-neurotische, introverte persoonlijkheidsstructuur en een planmatige kijk op het leven zijn daar zelfs welkom, en een zetter moet niet houden van onverwachte wendingen. Ik was dus een gewaardeerd medewerker.
Een probleem was die heimwee alleen in de zomertijd. We hadden drie weken vrij en dan moest je toch erna vertellen waar je niet allemaal was geweest. Ik moest me dan ook dwingen om op mijn Zündapp naar ‘het wonderschone Hollum, ‘het betoverende Geuldal’ of ‘het feeërieke Vechtlandschap’ te rijden. De anderen die bij Van Meersen werkten, waren dan wel naar Griekenland, Spanje of zelfs naar de Bovenwindse Eilanden geweest, ik zocht de schoonheid vooral in eigen land, zei ik, en ik verzon nog enige landschappelijke bijzonderheden, musea en bruine kroegen waar ik was geweest, en waarvan ik niet ophield vooral de authentieke sfeer te noemen.
De baas van de drukkerij heette Peter van Meersen. Wegens zijn zoetelijke geneuzel (‘doen jullie dit werk wel goed, jongens?’ enzovoorts) werd hij door ons ook wel Pater van Meersen genoemd. Peter woonde met zijn vrouw (het paar had geen kinderen) in een huis naast de drukkerij.
Toen ik weer eens van vakantie op het werk terugkeerde, met mijn verhalen als steeds klaar over ‘de prachtige streek rond Ommen’, waar ik weer vele kleinigheden aan had weten toe te voegen, bleek dat meneer Van Meersen een dag eerder was vermoord: hij was vóór zijn drukkerij overreden, waarschijnlijk door een auto, die was doorgereden.
We werden uiteraard allemaal gehoord door de politie. Mijn Zündapp werd ook bekeken op bloedsporen, maar die zaten er natuurlijk niet op. Ik kon bovendien een adres in Ommen geven, zodat ik een perfect alibi had. Na twee minuten waren ze met me klaar.
Je moet jezelf dwingen, zeg ik altijd. Dat is me deze keer ook prima gelukt.

dinsdag 6 september 2011

Teennagels

Een jaar of dertien geleden lag ik, geheel ten onrechte overigens (ik had een klein herseninfarctje gekregen, een dingetje waarvan je ook thuis weer kunt herstellen), in het Alkmaarse ziekenhuis. Zaal van zes patiënten: vier oudere vrouwen en rechts naast mij een oudere man. Die vier vrouwen hadden allemaal een hartprobleem (zeiden ze tenminste, steeds, steeds maar weer: hoe het komt dat vrouwen de beste patiënten worden genoemd, zal ik nooit kunnen achterhalen. Vrouwen kunnen beter tegen pijn, zeggen ze. Ik weet niet of dat klopt. Ze zaniken er wel meer over).
De oudere man in het bed rechts van mij klaagde al anderhalve dag: ‘Ik kan niet pissen!’, dus u begrijpt wel in hoe een treurige omstandigheid ik mij bevond. Ik zei nog wel: ‘Dan moet u de zuster even bellen!’ Dat deed hij ook, de volgende dag, en er werd iets aan gedaan.
Ik heb in die dagen wel de hele Perec gelezen, een groot geluk. Ik had ook het boek Typefinder bij me, bekend bij ontwerpers en zetters, waar ik ook af en toe in keek.
Na twee dagen begon de oudere heer praatjes met me te maken. Hij vertelde me over de invloed van de Vikingen op het dorpsgevoel. Of zoiets. Veel heb ik er niet van onthouden. Hij ging dan recht zitten, en begon: ‘De Karpaten zijn een gebergte...’ of ‘De Oostzee is een verkeerde naam.’ Ik was dan zeer geneigd om uit te roepen: ‘Net als de Noordzee, meneer!’, maar ik hield me in.
Het liep er allemaal op uit dat hij me zijn Vikinger kentekenen zou vertonen: zijn nagels aan de kleine tenen, die hij al twee jaar niet had geknipt en waar hij ‘evengoed op kon lopen’.
De man is overleden, een week geleden, dus kan ik er nu over vertellen.

vrijdag 2 september 2011

Iets in mijn keel

Ik was gistermiddag in de poli van het ziekenhuis omdat er iets in mijn keel zat dat er niet uit wilde: een stukje kip. Ik had alles geprobeerd: mezelf tot kotsen brengen, veel water drinken etc., maar helpen deed het niet.
In de wachtkamer zaten een vrouw van ongeveer mijn leeftijd (‘maar dan iets jonger’) en haar ongeveer negenjarig zoontje. Ze zaten naast mij, ik ging zitten en zei: ‘Hallo.’
‘Die meneer zegt hallo,’ moedigde de vrouw haar zoontje aan.
‘Hallo,’ zei hij.
‘En hoe heet jij? Ik heet Ben.’
‘Zo heet mijn vroegere vriendje ook. Ik heet Gerard.’
‘Dan zul je wel vaak genoeg gehoord hebben dat je Géér genoemd werd, wed ik.’
‘Nee hoor. Ze noemen mij op school Peer.’
‘Ze noemden mij op school vroeger Kaas, en dat sloeg ook nergens op. En later, toen ik negentien twintig was, noemden ze me Hasj. Dat sloeg ook nergens op, maar ik had toen lang haar, en dan dachten ze dat ik wel hasj zou gebruiken. Dat denk ik tenminste. Maar waarvoor ben je hier?’
‘Ik heb een stuk vlees ingeslikt en dat zit nou vast.’
‘Aha! Ik zit met hetzelfde. Niet genoeg gekauwd en toch hupsakee doorgeslikt.’
‘Precies,’ was het stellige antwoord van het jongetje.
‘Dan ben je hier aan het goede adres, Gerard. Ze weten hier wat ze er aan moeten doen.’
‘Wat dan, meneer?’
‘Dat zal ik je zeggen, Gerard. Het klinkt eng, maar uiteindelijk is het heel normaal. Ze brengen een slangetje in je keel aan, dat klinkt eng natuurlijk, maar ze vragen dan eerst of je een verdoving wil hebben. Nou, daar heb ik nog nooit een verdoving voor willen hebben. Gewoon: als ze die slang in je keel stoppen, dan moet je niet je adem inhouden, maar juist inademen. Onthoud dat: stevig inademen!’
‘En dan?’
‘En dan duwen ze als het ware dat stuk vlees je maag in, en klaar ben je!’
‘En er zit niks aan die slang? Geen scherpigheid?’
‘Nee hoor. Ik heb het al drie keer meegemaakt. Inademen en dan zegt de zuster: goed gedaan, meneer.’
Opgelucht ging Gerard even later mee met een zuster, en nog opgeluchter keerde hij na vijftien minuten terug. ‘Oké!’ zei hij.