dinsdag 12 juli 2011

Zelfbeeld

‘Dit heeft mijn zelfbeeld zó veranderd!’ hoor ik sommige dames (en heren, helaas ook) uitroepen. Ze kijken teveel in de spiegel, denk ik dan.
Een ‘zelfbeeld’ is al iets wat ik niet heb van mezelf. En zomaar veránderen doet dat zelfbeeld al helemaal niet. Waar denkt u aan bij een ‘zelfbeeld’? Ik denk dan aan grijze haren, een baard, een bril, mijn hersenen, mijn taalgevoel.
Maar bij TLC (een nieuwe omroep, die helaas ’s avonds Animal Planet vervangt) bestaat het nog: je zelfbeeld verándert zomaar! Ze lieten bijvoorbeeld zien hoe een jonge vrouw middels ademhalingsoefeningen er weer bovenop kwam, na een interventie van een zeer blanke politieagente: ‘Justice has been done.’ Ik weet niet wat haar overkomen was, een verkrachting, een aanranding of een gebbetje.
Whatever. Zoiets zou toch niet je ‘zelfbeeld’ (wie dat woord heeft verzonnen, zou gevangenisstraf moeten krijgen) moeten veranderen, maar bijvoorbeeld het beeld dat je van bijvoorbeeld Turken of Somaliërs of Nederlanders of Duitsers had?
Als je primitief denkt, bedoel ik.

dinsdag 5 juli 2011

Zelf abstracte kunst maken

In 1985 woonde ik in een zomerhuisje achter een kunstgalerie. Ik woonde er mooi, het was er zeer rustig, midden tussen de groenten, het gras met wat bloemen en onkruid en een paar bomen. Ik had een zeer lieve buurvrouw, met wie ik wel wat had willen aanvangen, maar dat ging niet door: ze was lesbisch. De eigenaar van de kunstgalerie was zelf ook kunstenaar en een man die niet kon schrijven, maar wel kon rekenen. Ik hielp hem vaak (hond uitlaten, passen op de galerie als hij even weg moest, stukjes schrijven over de exposerende kunstenaars, voor de krant, en later ook voor het eigen maandblad).
Het is jammer dat er niets meer over is van die tijd: de galerie is in 1997 of ’98 failliet gegaan, en van dat maandblad heb ik ook niets meer in huis. Ik sprak veel met de regionale kunstenaars, ik bezocht ook hun ateliers, en dat doe ik nu ook niet meer. Dat is eigenlijk jammer, want ik vond het, bijna zonder uitzondering, zeer aardige mensen, ook als hun werk me niet aanstond.
1985 was het Jaar van De Vele Pottenbakkerij, het was ook het Jaar van de Abstracte Schilderkunst. Tenminste, in Noord-Holland. Het was het jaar waarin je kunstkenners kon horen zeggen: ‘Dat oranje in een Mark Rothko... hemels!’ Dat ik zulke mensen niet meer in mijn kennissenkring heb, bedroeft mij veel minder.
Er kwamen in de galerie toen geregeld mensen van het KCB (Kunstenaarscentrum Bergen) buurten. Ze kochten nooit iets, maar ze dronken wel je koffie op, gingen langs de schilderijen en hadden dan geleerde commentaren zoals: ‘Tja. Dit werk is, lijkt mij, hoe zal ik het eens zeggen, niet consequent genoeg.’ Ik hoorde dat dan en ik was beleefd, dus ik zei er niets op terug, maar ik dacht wel: stik toch in je consequentie!
Ik besloot toen dat het tijd was om de dames en heren er eens in te laten tuinen. ‘Peter,’ zei ik (Peter was de galeriehouder), ‘geef mij tien lijstjes, maat: ruim A4. Met tien passe-partouts. Tien vellen stevig papier. Een stuk of wat kleuren acrylverf, een kwast en een liniaal!’ Dat gaf Peter me, ik kon aan het werk. Ik ging abstracte kunst maken. Hoe doe je dat dan, zult u vragen. Het is werkelijk zeer simpel: knijp een paar kleurtjes uit op je papier, roer er een beetje in met je kwast, en beweeg je liniaal in de kleuren, totdat je denkt: dit kunstwerk is klaar! Zo vervaardigde ik, met groot plezier, tien abstracte kunstwerken. Het schilderproces duurde niet langer dan een half uur. Ik legde die tien vellen buiten in de zon, en toen aan het einde van de dag alles droog was, ondertekende ik de tien vellen met: ‘A. Petrescu, 1965 – No title’.
Ik had een persoon bedacht, Andrej Petrescu, een Roemeen (ik dacht: daar weten de mensen niets van, van Roemenië) en kunstschilder, die zijn land was ontvlucht en naar Parijs was vertrokken. Zijn zaakwaarnemer, een Fransman van Galerie La Boucle te Parijs, was met tien van zijn werken naar Egmond aan den Hoef gekomen, waar ze geëxposeerd zullen worden van zo laat tot zo laat.
Ik schreef ook een uitnodigingsbrief aan het KCB: kom vooral langs voor deze Petrescu! Geweldig werk, dat ook nog eens zeer goedkoop is! Voorts schreef ik in mijn Boerenfrans, Engels en Nederlands een c.v. van Petrescu, met zinsneden zoals ‘Het MOMA te New York heeft in juli 1982 vier werken van A. Petrescu aangeschaft, waaronder zijn beroemde Verwoesting.’
Peter richtte zijn galerie in met mijn tien kunstwerken en met, meen ik, pottenbakwerk van weer iemand anders. De mensen van het KCB kwamen, dronken koffie, en waren overdonderd door het werk van Petrescu. Vlot kochten ze er acht van, voor in totaal f 1200,-. Peter en ik deelden de opbrengst, en we gingen, met onze uitgestreken gezichten, naar de kroeg.
Ik heb er nog één van, van die tien kunstwerken. U moet maar eens langs komen.

Vitamine C

Het komt steeds maar weer op: vitamine C is goed voor je. Minder dan een halve eeuw geleden was het goed tegen kanker. Daar was het dus niet goed voor, want je kon je beter laten opereren.
Nu is het weer een blaasontsteking, waaraan een overigens zeer geëerd lidmate soms lijdt. Daartegen helpt vitamine C natuurlijk ook niet: zie dit artikel.

Limburg

Ik heb het al eerder gezegd: een provincie zoals Limburg hoort nauwelijks bij Nederland, die hoort meer bij België. Dat aanhangsel  van Nederland moet er dan ook maar aan geloven, lijkt mij. Vlamingen, Belgen! U krijgt van ons, om niets, het economisch superactieve Zuid-Limburg, onder de lijn Thorn-Roermalen. Dus u verkrijgt dus alles, tot en met Klein Kuttinge, het zuidelijkst gelegen dorpje.
Daarvoor in de plaats hoeft u niets te doen, u hoeft geen regering te vormen of zo. Welnee. Zegt u gewoon maar: ja.

Ongemijterd gebleven

In de 14e eeuw was er een Jan van Bronkhorst, edelman en geestelijke (dat ging toen soms nog samen), die graag bisschop van Utrecht wou worden. In 1322 werd hij tegengewerkt door graaf Willem III van Holland, en toen hij het weer probeerde, in 1340, was er graaf Willem IV van Holland die het niet wou.
Op Wikipedia staat deze regel: ‘Jan van Bronkhorst bleef dus proost en stierf ongemijterd.’ Een mijter, dat is het idiote, maar dat wist u wel. Sinterklaas, juist! Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat die regel op Wikipedia door een fijne katholiek is geschreven.
Ongemijterd sterven, wat zou dat betekend hebben voor onze Jan? Behalve dat hij weinig macht en aanzien had gehad in zijn leven, moet het ook zijn geweest: met weinig kans op zalig- en zelfs heiligheid na zijn dood. Dat soort dingen kon je toen, bij wijze van spreken, kopen van het Vaticaan. Nietwaar,  je had eens een visioen als bisschop, en je werd heilig verklaard. Of je legde je hand op het hoofdje van een jongetje en je zei ‘Je bent genezen! Om Gods wille!’ of iets dergelijks – heiligheid verzekerd.
Maar dat gebeurde dus allemaal niet met onze Jan. Hij stierf ongemijterd.