vrijdag 29 oktober 2010

De grappigste

‘Bedoelt u de grappigste mens ooit, of de grappigste schrijver?’
‘Nee, ik bedoel de grappigste mens nu.’
‘Dat moet wel iemand zijn uit Eindhoven of nee, Wim Helsen!’
‘Dat komt alleen maar door het taalgebruik van Wim Helsen.’
‘Daar komt het ook door, ja. Hij heeft het bijvoorbeeld over zijn vrouw, die knellend bezitterig is, en waaraan hij kapot gaat, en dan laat hij zien hoe hij, à la Monty Python, zichzelf mutileert. Dat is dan weer niet grappig. Maar verder heeft hij een gezonde humor.’
‘Maar het is geen Charley Chaplin, om maar iets te noemen.’
‘Het is natuurlijk geen Charles Chaplin, nee.’
‘Die het allerbeste vertegenwoordigt, op dit terrein.’
‘Misschien.’
‘De Dikke en de Dunne. Ik geef maar voorbeelden.’
‘Of Harold Lloyd, hangend aan die klok.’
‘Ja! Ook komisch.’
‘Nee ja. Wat komisch allemaal, niet? Maar om te lachen was het niet.’
‘Nee.’
‘Om te lachen is wat iemand zegt.’
‘Precies, ja.’
‘Om te lachen was bijvoorbeeld toen daar premier Rutte – Premier! Rutte! – stond, en hij wordt aangevallen door een coalitiegenoot van het CDA! Door die meneer Buurma van Hoe Heet Ie Verder.’
‘En werd hij dan aangevallen om zijn beleid?’
‘Welnee, joh. Op een bijgevalletje, zodat ze het uit de weg konden ruimen.’
‘De hele Kamer dus lachen!’
‘Ja.’

maandag 25 oktober 2010

Baudimius van Auvergne (2 januari)

- Dag Duifje.
- Dag Bennemans. Hoe houd je mij eigenlijk in ere?
- Met een foto in een wit lijstje. Dat staat op de boekenkast naast het raam. Er stond net een buurman voor mijn deur die zijn katje kwijt was. Het is zo’n witroodbruin gevlekt diertje. Hij dacht een geluid te horen (miauw!) dat uit mijn berging kwam. ‘Misschien is hij erin gekropen terwijl jij het niet zag.’ Ik dus met hem mee naar beneden, maar er zat geen katje in mijn berging. Hij gaat nu al die bergingen af, met een man of acht stonden ze daar bezorgd te kijken.
- Heeft hij dat katje nog maar kort?
- Ja, een maand of twee. Ik heb hem al eens gezien bij de supermarkt, hij durft veel en mag alles, zoals het hoort. Hij is helemaal niet mensenschuw.
- Een kat zoals wij die ook wel zouden willen hebben gehad, dus. Wat lees je nu zoal?
- Ik lees nu Een Fries huilt niet, dat is een soort roman van Gerrit Krol uit 1980. Je weet: er is maar één dichter, en dat is Gerrit Komrij. Er is maar één romancier, en dat is Gerrit Krol. Als je die twee leest, dan weet je dus hoe het moet. Krol schrijft bijvoorbeeld dit: ‘Ik durf zacht te wezen, omdat ik mijn zachtheid inbed in een sterk kader. Zo ben ik niet weerloos.’ IJzersterke zinnen. En dat boekje van maar 125 pagina’s heeft zoveel van zulke zinnen.
- Begin maar eens met je heiligen.
- Ja, we zijn dus op 2 januari aangekomen. De eerste de beste heilige die ik daar vond was  Baudimius van Auvergne, een geloofsverkondiger uit ongeveer het jaar 300. Het bisdom van Clermont hield of houdt nog steeds vol dat ze overblijfselen van de man hebben (splinters van zijn schedel...). Zeker is wel dat ze zijn reliekschrijn nog hebben, waarvan men de ogen oorspronkelijk  mechanisch kon laten bewegen.
- Jammer dat dat niet meer kan, die kitsch.
- Inderdaad. Katholieke kitsch. Alles om de mensen de ogen te doen sluiten. Dat wist de kerk al vroeg.

zaterdag 23 oktober 2010

Valentinus Paquay etc. (1 januari)

- Dag Duifje.
- Dag Bennemans, wat heb je gegeten?
- Hoezo? Je kunt het toch niet meer ruiken?
- Nee, maar ik ben toch benieuwd.
- Ik heb kip, ui, paprika en champignons gebakken in een mengsel van Oosterse wokolie, sambal oelek, knoflook en djahé. Daarna heb ik wat ellepijpjes gekookt, dat is hetzelfde als macaroni, zeg maar. Toen die ellepijpjes in de bakpan met het kipmengsel gedaan, wat ketjap-sesam mixture eroverheen, en klaar was het.
- Je hebt dus weer lekker gegeten. Het zal wel weer heerlijk geroken hebben in je keuken!
- Ja, het was heerlijk. Het rook ook heerlijk.
- En ben je nog steeds depressief, jongen?
- Nee, het lijkt weg te trekken, door de anafranil, denk ik. God zij geloofd en geprezen.
- Wat voor heiligen heb je vandaag?
- Ik heb er een paar, de laatsten wier feestdag valt op 1 januari, dan gaan we de volgende keer verder met 2 januari. Om te beginnen een saaie heilige: Zdislava Berka. Je kunt haar aanroepen als je arm, ziek, een familielid, of een dominicanesse bent.
- Dat aanroepen, hoe gaat dat eigenlijk?
- Dan bid je tot Zdislava, want die doet dan een goed woordje voor je bij God.
- Gèh!
- Dan is er de heilige Bonfilius, die met nog zes andere inwoners van Florence een gezamenlijk Maria-visioen hadden gezien en toen maar de Orde der Servieten startten. Ja, je hoefde maar weinig te doen om heilig te worden, zoals je ziet. Dan was er de Nederlandse priester Franciscus Verburch, die de glastuinbouw zou hebben uitgevonden. Van Vincentius Strambi is mij ook niet duidelijk waarom hij heilig geworden is. Dat zou ik ook niet weten van de Belg Valentinus Paquay. En dat was het voor 1 januari. Ik heb er een hoop niet genoemd, hoor.

Praten met Max

Ik praat het liefst met Alice. Dat kan nu niet meer (ze is op 12 juni overleden aan slokdarmkanker), maar ik vind het zo prettig om nog steeds met haar te praten in mijn stukjes. Dat zijn mijn Duifje-Bennemans-dialoogjes. Alice is Duifje, dat begrijpt u wel, ik heb haar al ruim een jaar voordat ze stierf zo genoemd. ‘Duifje, wat zullen we vanavond gaan eten?’ ‘Geen rubber, Bennemans!’ (Dan had ik de kip, de vorige dag, iets te lang laten stoven.)
Ik zal Alice nog maar heel lang in ere houden, want ze heeft me zoveel gegeven: ik heb echt van haar gehouden. Haar spitsheid, haar niets ontziende humor, haar muziekkennis die de mijne oversteeg, haar computerkennis (ze heeft in het laatste jaar van haar leven nog even Joomla geleerd, omdat dat handig was voor de SDK en voor Max Dohle) – dat alles maakt het zo zonde dat ze nu dood is.
Ik heb na haar dood veel gehad aan vier personen. Buiten mijn familie, bedoel ik, want die waren en zijn ook geweldig. Die vier personen zijn: Wouter van den Berg, die twee dagen voor Alice’s dood langskwam op de woensdagavond van de verkiezingen. Wouter, schrijf alsjeblieft je stukken weer eens!, zou ik willen uitroepen. De tweede is: Fokke, die totaal onverwacht verscheen op de crematie en die ik onmiddellijk herkende als een geestverwant. De derde is: Berend Quest, ook aanwezig op de crematie, en die later nog een ochtend bij me op bezoek kwam. Geweldige kerel.
De vierde man is Max Molovich. Hij kwam de dag voor de crematie bij me langs met zijn 9 maanden oude en zeer levendige zoontje M. Een heerlijk bezoek. Niet veel later begon Max Nurks, een prachtig e-magazine, zoals u kunt constateren.
Max is iemand die zeer goed kan schrijven, ik bewonder hem. Hij vindt dingen, die een ander niet vindt. D.w.z. die ik niet gevonden zou hebben. Met Max ben ik nu een openbare correspondentie begonnen in Nurks (u moet zelf maar gaan zoeken naar: Correspondentie), en ik vrees dat die correspondentie zeer lang kan gaan duren.
Ik weet natuurlijk een paar dingen over literatuur of over muziek die Max niet weet, en Max weet weer andere dingen over film en over de modernere muziek waar ik nog geen weet van heb. Ik wist bijvoorbeeld wel van het bestaan van Raymond van ’t Groenewoud, maar niet van zijn liedjes. Dat is totaal langs me heen gegleden, de afgelopen twintig of dertig jaren.
En dat ga ik Max haarfijn uitleggen.

donderdag 21 oktober 2010

Oefening voor briefschrijvers

Er kwam eens een mail binnen van een (aardige) mevrouw die haar mail aldus begon: Ik raak verdwaald ... U zult met me eens zijn dat je dat soort mails niet verder leest. Had ze geschreven: Ik raak niet verdwaald ...., dan had ik haar mail verdergelezen.
Voor een correspondentie heb je twee gelijkwaardige partijen nodig, wil ik maar zeggen. Je moet eens een keer een citaat gebruiken waarvan je weet: dat kent mijn wederpartij ook (A man without religion is as a fish without a bicycle, bijvoorbeeld) of dat zou hij moeten kennen.
Voor een langdurige correspondentie is nog meer noodzakelijk. Punt één: vertrouwen. Je wordt er niet ingeluisd, zoals jij de ander er ook niet zal inluizen, maar dat spreekt vanzelf. Ik bedoel met vertrouwen eigenlijk iets heel anders. Je weet hoe je zelf schrijft. Je weet ook hoe je wederpartij schrijft. Daar moet je, zeg maar, een beetje rekening mee houden. Vertrouwen op een goede afloop.
Het tweede punt: houd je nooit vast aan standpunten. Wel aan de elementaire, natuurlijk, je moet niet gaan zeggen dat negers niet kunnen werken, en dat  ook nog eens gaan illustreren met cijfermateriaal en statistieken. Je moet ook niet gaan zeggen dat het Vaticaan verantwoordelijk is voor 30.000 kindermishandelingen, want dan zit je volgens mij mis. Wel kun je met je wederpartij overleggen over hoe bijvoorbeeld Vlaanderen zelfstandig zou moeten worden. Hoe ze het aantal parlementen zouden kunnen afschaffen tot één parlement. Wat ze moeten doen met Brussel-Halle-Vilvoorde. Volgens mij zouden ze daar een Engels sprekende Europese gemeente van kunnen maken. Want wie spreekt er niet Engels?
Maar al dat soort dingen moet je niet te zeker op papier willen zetten. Gun ook je wederpartij een andere visie.
De Noorse garnaal. Welke? De Noorse. Het zijn deze diertjes die een feestelijk gevoel kunnen geven aan een langdurige correspondentie.

woensdag 20 oktober 2010

Een boek over August Gillé

Een e-book over August Gillé, bedoel ik. We begraven het papieren boek (dat over een jaar of tien toch wel begraven zal liggen), geen mens zal erom rouwen. Kunnen de boompjes weer normaal groeien, in Canada en in Scandinavië.
Waar ben ik benieuwd naar? Wat moet er in dat boek staan? Ik denk dat het belangrijkste aspect zou moeten zijn: zijn tijd in de Eerste Wereldoorlog, bij de IJzer. De verwonding die hij daar heeft opgelopen, en die hem levenslang heeft dwarsgezeten. Met wie was hij daar gelegerd? Welk ziekenhuis (if any) heeft hij bezocht na zijn verwonding?
Daarna deed August ‘Staf’ (zoals hij later door vrienden werd genoemd) Gillé een cursus als meubelmaker. Dat was in die jaren betrekkelijk normaal: je ging niet als kunstenaar aan de gang, want dan was je gek.
Hoe waren zijn betrekkingen in de jaren twintig en dertig met mensen als Van de Woestijne en met andere vrienden? In welke kroegen namen ze, bij wijze van spreken, hun pintjes? Werk voor een goede historiograaf.
Tussen 1945 en 1962 horen we niets meer van Gillé. Er zal toch wel iets gebeurd zijn? Vind dat uit!
En later, wie waren die arme, jonge kunstenaars die Gillé gratis ruimte bood in de Witte Vaan voor exposities van hun werken?
Maar vooral, naar mijn smaak: een e-book is een uitstekend middel om iets te tonen dat waardevol is. De werken van August Gillé.

dinsdag 19 oktober 2010

Odilo van Cluny (1 januari)

- Dag Duifje.
- Dag Bennemans, wat heb je uitgevoerd de afgelopen dagen?
- Ik ben voornamelijk bezig geweest met August Gillé.
- Gillé?
- Ja. Een Belgische schilder, tekenaar, beeldhouwer die nog niet in de musea hangt, maar die daar vast in terecht zal komen. Zijn werk lijkt hier en daar op het werk van Charly Toorop, maar in de jaren twintig en dertig schilderde hij ook Magritte-boompjes, als je begrijpt wat ik bedoel. Maar zijn werk heeft een grote indruk op me gemaakt.
- Hoe kan het dan dat...
- Dat komt omdat hij nooit commercieel is geweest, nooit een werk heeft verkocht etc.
- Een man naar je hart dus.
- Ja, het lijkt me ook dat hij een man naar mijn hart is geweest. Een aardige kerel. Hij stierf in 1989 en liet 10.000 kunstwerken na. Dominik Lybaert heeft nu een website gemaakt over August Gillé en wil ook dat zijn gemeente (een vlekje nabij Brussel), de laatste woonplaats van Gillé, een Museum August Gillé begint.
- Maar dat doet die gemeente niet?
- Nee, nog niet. Totdat ze beseffen dat het om miljoenen euro’s gaat, denk ik.
- Welke heiligen heb je vandaag.
- Ik heb vandaag Odilo van Cluny voor je. Die kun je aanroepen wanneer je dysenterie, geelzucht, kolieken of zenuwpijnen hebt, maar dat is niet zo interessant.
- Je kunt beter met je pis naar de dokter gaan, zeg je altijd.
- Ja. Maar Odilo is ook de patroonheilige voor de zielen in het vagevuur.
- En was is dat dan?
- Dat zal ik je uitleggen. De mensen kunnen twee kanten op na hun dood: ze komen in de hemel, of (als het interessante mensen zijn) ze komen in de hel. Het eeuwige vuur. Want God houdt van ons en is onze liefste vriend. In de middeleeuwen hebben ze daar een derde weg in gevonden: het vagevuur. Daar komen de zielen terecht die niet in de hemel thuishoren en ook niet in de hel.
- Die ziel, wat is dat eigenlijk voor een lichaamsdeel?
- Ik heb geen idee en de katholieken weten het zelf ook niet. Maar in het vagevuur kunnen die zielen hun zondetjes uitboeten, zo wordt het genoemd, en als dat is gebeurd, worden ze door God opgenomen in de hemel.
- Die zielen zijn toch dood? Hoe kunnen ze dan iets uitboeten?
- Die zielen zijn niet dood. De katholieken doen het voorkomen alsof na je dood je ziel levend uit je lichaam opstijgt.
- Wat een verschrikkelijke onzin!

Het gelijk (geluk?) van August Gillé


Ik heb vijftien jaar lang achter een galerie gewoond in Egmond aan den Hoef. Die galerie is alweer twaalf of dertien jaar geleden opgedoekt. Er zat geen leven meer in. Ik maakte een maandblaadje, en ik deed ook soms andere dingen voor die galerie. Wie nu nog in mijn huisje terechtkomt, vraagt soms: ‘Waar heb je dat vandaan?’ Ze wijzen dan op een enorm tragisch schilderij, dat aan mijn wand hangt.
Ik wijs bezoekers dan altijd op het feit dat kunstenaars over het algemeen niet wijs zijn in het gebruik van titels voor hun werken. Ik heb een tekening die Ongetiteld heet (volgens haar), die ik de titel Zelfportret met hoefslag heb gegeven, Een ander werk van de helaas overleden Frans van Klingeren, dat hij, ik meen, een titel als Vernichtigung VII had gegeven, heb ik Strandaanzicht te Bergen aan Zee genoemd.
Een ander ding. Want u wilt eindelijk wel eens weten wanneer die August Gillé eens ter sprake komt. Wel, zijn zelfgekozen isolement als kunstenaar, zijn onwil om te exposeren, om te verkopen. Zijn gang, met een kruiwagen vol schilderijen, naar het gemeentehuis om in natura zijn belastingen te betalen.
Het bevalt me allemaal zeer, moet ik zeggen. Niet alleen omdat een kunstenaar te allen tijde onafhankelijk moet zijn, en dus geen geld moet aannemen van vriendjes of van ‘belangrijke’ personages, laat staan van politici. Maar vooral omdat kunstenaars vertrouwen moeten hebben.
Vertrouwen dat hun werk sowieso wordt opgemerkt. Ooit. Eens een keer.
Dat vertrouwen heeft Gillé uiteindelijk gehad. En terecht.

maandag 18 oktober 2010

We kennen hem niet: August Gillé (1892-1989)

U moet op deze website eens klikken op ‘Galerij’ en dat eens bekijken. Alle twaalf pagina’s. Zo heb ik August Gillé ook leren kennen: de maker van de website, Dominik Lybaert, had hem op Facebook gezet. Ik keek en ben meteen gaan houden van Gillé. Ik steun ook Dominik’s streven om tot een Museum August Gillé te komen.
Hoe is het mogelijk dat we deze man nog niet kennen? Dat hij nog niet vertegenwoordigd is in internationale museumcollecties. Gillé is toch minstens de gelijke van bijvoorbeeld Charly Toorop, met wie hij gemeen heeft dat de mensen op zijn portretten nooit lachen. Ze kijken bedachtzaam, bijna achterdochtig. Of ze kijken wat verlegen om zich heen of naar de grond.
Dat we hem nog niet kennen, komt door zijn a-commercialiteit, zijn neiging om nooit een schilderij te verkopen. Zijn neiging om zich te isoleren. Zijn neiging om op zijn 70ste jaar zijn atelier te gebruiken als (gratis) expositieruimte voor arme, jonge kunstenaars, niet als expositieruimte voor eigen werk. Gillé had in de jaren dertig een zeer bekend kunstenaar kunnen worden, als hij bijvoorbeeld een agent in de armen had gesloten, een man die wél commercieel dacht. Maar dat paste Gillé niet.
Hij wou slechts schilderen, beeldhouwen, tekenen, schrijven en dat is wat hij deed van 1919 tot 1989: er zijn 10.000 kunstwerken van August Gillé bijeen, klaar om geëxposeerd te worden. In 2007 is er wel een expositie geweest te Bonheiden (20 km van Brussel), zijn woonplaats vanaf 1962, maar meer is er niet gebeurd. Ja, in 2009 is er nog een zelfportret in brons gegoten, maar dat is alles.
Als ik in de gemeenteraad van Bonheiden zou zitten, zou ik denken: dat Museum moet er snel komen, want wij hebben minstens één miljoen euro’s aan kunstwerken in handen. Wij zetten er een verstandige (= commercieel denkende) man of vrouw bij, die die collectie voor ons gaat uitbaten. Bijvoorbeeld: 10 of 20% van die 10.000 kunstwerken aanbieden aan de grote Belgische musea. Vragen aan het Stedelijk Museum te Mechelen en aan musea te Brussel of er niet een expositie van het werk van August Gillé kan plaatsvinden. Gillé? zullen ze vragen. En dan geef je ze eenvoudig de website van Dominik Lybaert.
(Het schilderij hierboven is een zelfportret van August Gillé.)

zaterdag 16 oktober 2010

Guillaume van St.-Bénigne (1 januari)

- Dag Duifje.
- Dag Bennemans, heb je wel eens teruggelezen wat wij samen hebben geschreven?
- Jazeker, lieveling. Vanavond bijvoorbeeld heb ik dit hele blog nog zitten herlezen, en ik kom tot de conclusie dat bijna alles wat ik geschreven heb, uit jouw mond komt.
- Echt, jongen?
- Nou ja, niet alles natuurlijk, maar het verschilt zo enorm van wat ik schreef vóórdat ik jou leerde kennen. Ik schrijf anders. Zelfverzekerder, maar tegelijk ook met meer twijfel. Als ik nu over de katholieken schrijf, dan doe ik dat niet meer door te oreren over die halfsnuggere bleekscheten, maar dan begin ik bijvoorbeeld over Byrd en Tallis. Hun muziek.
- En daarna maak je ze af.
- Daarna maak ik ze af, ja. Tot de grond toe.
- Zoals je ook hoort te doen. Maar ik voel ook een zeker medelijden met de katholieken, na al die verhalen die je hebt verteld. Die heiligen en zo.
- Dat moet ons natuurlijk niet verplichten om...
- Nee, natuurlijk niet. Wat voor heiligen heb je nu? Draai me om in mijn graf.
- Behalve Gisela van de Rosstreppe, een maagd, zeggen de katholieken, en een kind van vorstelijken bloede. Dat is trouwens wel interessant, voor het eerst hebben we iemand van vorstelijken bloede. Dat zal nog wel meer voorkomen. Waarom zijn zij heilig geworden? Ik durf wel te veronderstellen: omdat die vorstelijke lieden land bezaten, dat ze na hun dood weggaven aan de kerk.
- Dat lijkt mij wel duidelijk, ja. Het maakt ook duidelijk dat dat hele heiligdom niets voorstelt.
- Maar bijna nog interessanter vind ik Guillaume van St.-Bénigne. Waarom die Wilhelmus heilig is verklaard, weten wij niet. Maar je kon hem wel aanroepen als je Sint-Antoniusvuur had.
- ???
- Ja, zo noemden ze in de middeleeuwen alle ziekten, van pest tot en met lepra, koudvuur, gangreen, syfillis. Je moest dus niet met je pis naar de dokter, wat wij doen, je wendde je tot die Wilhelmus.
- En je stierf dus.
- En je stierf, ja.

donderdag 14 oktober 2010

Otfried van Weissenburg (1 januari)

- Dag Duifje.
- Dag Bennemans, werkt de anafranil al?
- Nee, dat duurt zo’n twee weken voordat je het begint te merken. Dat is met al die antidepressiva zo. Je zou dus kunnen denken: dan neem ik meteen voor veertien dagen pillen in, en dan is het effect meteen ook meetbaar. Maar dat kun je beter niet doen.
- Je hoort ook wel eens dat sommige mensen na een dag al een gunstig effect merken.
- Dat komt door het placebo-effect, maar daar ben ik niet vatbaar voor. Ik weet wat er in mijn hersenen omgaat, wat die pillen doen. Er is wel een soort gunstig effect merkbaar, door het feit dat ik er nu eens tijdig iets aan gedaan heb. Een voldaan gevoel.
- Sta je op tijd op, ’s ochtends?
- Dat wisselt. Gisteren wel, vanochtend weer niet. Ik was er pas om een uur of één uit.
- Zeker flink aan de port gezeten gisteravond?
- Nee, helemaal niet. Ik drink niet meer, met die anafranil.
- Dat doe je goed. Kom op met je heiligen!
- Ik heb dit keer Otfried van Weissenburg.
- Waar ligt Weissenburg?
- Dat ligt in de Elzas, tussen Straatsburg en Mannheim. Otfried was een Benedictijn die een navertelling schreef van het evangelie – ik weet niet welke van de vier evangeliën, ze verschillen nogal van elkaar – voor het gewone volk. Meer weten we eigenlijk niet van hem, dus ik denk dat hij daarom heilig is verklaard. Er zijn geen wonderen van Otfried bekend.
- Hoe meer je me over die lieden vertelt, hoe simpeler ik de katholieken ga vinden.
- Katholieken zijn bleekscheten die niet eens weten hoe een stortbak werkt, daar heb je gelijk in. Ze zijn een beetje dommig. Ik weet trouwens niet of Otfried een vertaling van een evangelie heeft gemaakt (van het Kerklatijn of het Grieks in het Duits) of dat hij een al bestaande Duitse tekst heeft gebruikt om er, zeg maar, een Kinderevangelie van te maken. Ik denk het laatste.

dinsdag 12 oktober 2010

Clarus van Vienne (1 januari)

- Dag Duifje.
- Dag Bennemans. Wat heb je vandaag zoal uitgevoerd?
- Vanochtend heb ik mijn psychiater gemaild, je weet wel, Clara uit Heiloo. Ze belde me een half uur later op en ze vroeg wat ik wou. Ik zei: 25 mg anafranil. Dat was het laatste middel dat ik in 2002 slikte en dat leek te helpen, waar geen enkel ander middel ooit invloed heeft gehad op mij.
- Vanwege je halfdepressieve staat, zoals jij dat noemt.
- Ja. Een van de tekenen dat er een ernstige depressie zit aan te komen, is dat ik geen muziek meer kan beluisteren. Muziek is betekenisloos gedreun geworden. Vreselijk. Je weet dat ik vooral van de Franco-Vlaamse muziek en de Engelse renaissancemuziek houd. Daar zet ik elke dag wel een stukje van op, maar dat doe ik nu maar niet meer.
- Die anafranil is er nu?
- Jawel. Gelukkig wel.
- Dan komt alles wel weer goed, Bennemans.
- Dat hoop ik ook, Duifje. Wat de heiligen aangaat: we zitten nog steeds met hun feestdagen op 1 januari.
- Het schiet niet erg op, hè?
- Nee, maar we houden vol. Daar is bijvoorbeeld de totaal oninteressante Servan van Culross, het was in die tijd wel héél gemakkelijk om heilig te worden verklaard. Maar Clarus van Vienne vind ik wél interessant.
- Zeg op.
- Die zou gebeden hebben om een overstroming van de Rhône tot staan te brengen.
- En?
- Die overstroming werd tot staan gebracht. Vienne is hier niet Wenen, maar een plaats die zo’n 30 km ten zuiden van Lyon aan de rivier de Rhône ligt. De Rhône ontspringt in de Zwitserse Alpen en stroomt dan westelijk en zuidelijk naar de Middellandse Zee. Als er overstromingen zijn, moet dat komen door water dat uit de Alpen komt. Die overstromingen zijn er dus wel geweest in noordelijker en oostelijker gelegen steden als Genève en Lyon. Maar dat kon niet schelen: Vienne was gevrijwaard gebleven! En dat wonder is verricht door de biddende Clarus!
- Ongelooflijk!
- Die overstroming kon ook komen door water dat uit de lucht valt: regen. Dan stopte het op tijd met regenen, en wel door het bidden van de regenmaker Clarus.
- Hoe kunnen die katholieken dat nu geloven?
- We zullen nog veel gekkere voorbeelden te zien krijgen.

Vrouwelijk

Het is niet eerlijk dat er zo weinig vrouwen zitten in het nieuwe kabinet. Mark Rutte heeft de meest veilige variant gekozen: ervaren bestuurders plus wat mensen die Verhagen steunden. (Behalve Leers!...) Het is bijzonder jammer dat Gerd niet Gerda wordt genoemd. Het old boys’ network is dus weer aan de macht.
Ik zou zeggen: is nog steeds aan de macht. Want dat ‘weer aan de macht’ zou inhouden dat het nieuwe kabinet toekomstgericht beleid zou uitvoeren. Quod non.
De JSF? Gaat dat onding nog door? Jawel. Onze miljarden gaan gewoon nog uit naar een vliegtuig, bestuurd door een piloot. Maar we leven toch in de 21ste eeuw?, kunt u vragen. Ja natuurlijk leven we in die eeuw, maar de heren leven er nog niet in.
In deze eeuw is het ook verstandig om eens te kijken welke subsidies je af kunt schaffen. Als iemand een huis wil kopen met een hypotheek van meer dan € 500.000 – dan hoeft zo iemand toch niet een hypotheeksubsidie te ontvangen van het rijk? Afschaffen dus, die handel. Hetzelfde geldt voor kinderbijslag. Als je een ton verdient, ben je die kinderbijslag kwijt.
Gemeenten moeten ook gestopt worden met hun voetbalsubsidies. Die voetbalverenigingen kunnen toch echt wel hun eigen kont redden, zou ik zo zeggen. Hetzelfde geldt voor gelden die uitgegeven worden voor politiebegeleiding van supporters enzovoorts. Wie een club leidt, zorgt daar zelf voor.
En zo zijn er meer bezuinigingen. Het koninklijk huis bijvoorbeeld: afschaffen. De begeleiding van zekere Kamerleden: afschaffen. Dat kunnen ze zelf wel betalen.
Ja nee, ja nee, zegt u nu, dát moeten we juist in stand houden.
Ik zie niet in waarom. Als een Kamerlid bepaalde uitspraken doet waardoor hij denkt dat hij aangevallen zou kunnen worden, dan doet hij die uitspraken toch niet? It’s as simple as that. Of hij doet die uitspraken wel, en hij is dapper.

maandag 11 oktober 2010

Eugendus van Condat (1 januari)

- Dag Duifje.
- Dag Bennemans, wat heb je daar voor video onder je arm?
- Een zeer interessante video: deel 1 van Zeitgeist. Dat eerste deel gaat over Horus, Mithras, Jezus en nog een hoop anderen, die allemaal op 25 december zouden zijn geboren, uit een maagd, die ook allen gekruisigd zouden zijn, drie dagen dood zijn gebleven, maar allen ook weer opgestaan. Waarom dat zo is geweest en wat er achter steekt, kun je in die video horen en zien.
- Dus die verhalen over Jezus kloppen niet, historisch?
- Welnee joh. Jezus heeft nooit bestaan. Er is tenminste geen bron bekend van een getuige uit zijn tijd. Niemand noemt hem, terwijl hij toch mensen uit de dood heeft opgewekt en zo. Maar niks, niemand zegt iets over hem. Er wordt pas iets over hem gezegd een kleine 100 jaar na zijn dood. Dan weet ik wel hoe laat het is.
- Was Marja er nog, vanochtend?
- Ja. Ze zou vorige week al komen, maar haar moeder was het vorige weekend overleden. Daar hebben we nog wat over zitten praten. Het mens was 89 jaar en ze werd opeens te oud om te blijven leven. Ze heeft nauwelijks een ziekbed gehad, ze zei alleen maar: ‘Ik ben zo moe.’ En toen was ze opeens weg.
- Een mooie dood. Geen ziekenhuis, geen verpleegtehuis, geen bejaardenhuis. Gewoon thuis sterven, kalmpjes.
- Ja, zo zou ik ook wel willen sterven, Duifje.
- Eigenlijk ben ik ook zo gestorven, bij jou. Ik heb natuurlijk wel een paar kankers gehad, de laatste tien jaar. Hoe was Marja eronder?
- Nou, zakelijk, zou ik willen zeggen. ‘Ze was op, Ben.’ Ongeveer even zakelijk als ik was na jouw dood, zouden de meeste mensen wel gezegd hebben. Daar hadden ze niet helemaal gelijk in, maar goed.
- Nee, jij en zakelijk, dat is een mooie combinatie! Wat voor heilige heb je vandaag?
- Vandaag heb ik Eugendus van Condat voor je. Hij is het eerste voorbeeld van een heilige die boze geesten verdreef.
- Kon God dat dan zelf niet?
- Blijkbaar niet, nee. Daar had Hij zijn hulpjes voor.

zondag 10 oktober 2010

Felix van Bourges (1 januari)

- Dag Duifje.
- Dag Bennemans, je bent een week weggeweest. Wat was er aan de hand?
- Ik was bezig depressief te worden. Ik kon niet meer naar muziek luisteren, ik bleef in bed liggen tot één of twee uur ’s middags. Als ik er uitkwam, dan moest ik allereerst een Dirkswoud-stukje schrijven voor Nurks, wat natuurlijk een grote ellende was, steeds weer. Maar dat heb ik nu eenmaal met mezelf afgesproken: schrijf elke dag een stukje over Dirkswoud.
- Ogottogot. Je moet ook gewoon om acht uur uit bed stappen. Dan heb je overal tijd voor.
- Ja. Morgenochtend moet ik wel, want ik moet morgenochtend te bloedprikken, en Marja komt eindelijk weer.
- Je thuishulp, die een gebroken voetbeentje had.
- Ja. Ik ben blij dat ze weer komt, morgenochtend.
- Hoe zit het met je heiligen? Je zit nog steeds op 1 januari.
- Ja, en daar blijven we ook nog wel een tijdje. Maar ik sla er wel een hoop over. De dertig martelaren van Rome bijvoorbeeld, die heb ik nu genoemd, maar we gaan ze niet alle dertig opsommen. Er zijn er trouwens naar twee of drie van bekend. Ook de Bretonse missionarissen in Groot-Brittannië (Baglan, Colman, Ailvin, Cathan, Conan, Cuvilan, Eithras, Flevin, Guindave, Iddog, Lyvin, Sulien, Tangwn, Tanwg, Tegai, Teudrige, ze hadden mooie namen, toen) laat ik verder voor wat ze waren.
- Eigenlijk is dat jammer, maar je kunt ook niet alle heiligen opnoemen. Dan wordt het saai.
- Juist, en saaiheid moeten we natuurlijk vermijden.
- Welke heilige had je deze keer speciaal uitgekozen?
- Ik heb Felix van Bourges uitgekozen, want daar zien we iets dat we al eerder hebben gezien: een wondere wereld van kwakzalverij. Plus een wondere wereld van niet-bederf na de dood. Wat die kwakzalverij aangaat: ik hoop nog een heilige tegen te komen die je kunt aanspreken als je geamputeerd bent (en ik bedoel het serieuzer dan een zekere pastoor het deed).
- Dat verhaaltje heb je toch maar geschreven, ondanks je depressiviteit.
- Ja. Maar je moet niet vragen hoeveel moeite het me gekost heeft.

zondag 3 oktober 2010

Des Pudels Kern

In het doorgaans zo vredige dorpje Onderbeensland zijn grote veranderingen op komst. Dit dorpje dat bewoond wordt door pinchers, schnauzers, herdershonden, bouviers, terriërs, poedels, spaniëls,  chihuahua’s, wind-, kees- en dashonden, is opgeschrikt door de komst van een poedel. En niet zomaar een poedel, maar een witte poedel. Volgens de herdershonden is hij ‘niet echt wit, maar bruin’.
De poedel paradeert nu door de straten van het dorp, temidden van vier mastino napoletano’s. Echte vechthonden dus. Die bewaken de poedel tegen de gevaren die dreigen van de dorpsbewoners. Achter de witte poedel aan sukkelen de wat oudere honden van het dorp mee. Daar staat de poedel stil! Hij richt zich tot de bevolking van het dorp: ‘Vrienden van het poedeldorp Onderbeensland!’
Enkele herdershonden beginnen met elkaar te spreken:
- Hij kwijlt helemaal niet, die poedel.
- Nee, hij kan geen spuug aanmaken in zijn bek, lijkt het wel.
- Hij heeft ook een eigenaardig accent, niet?
- En wat lult hij over een poedeldorp?
- Misschien bedoelt hij hondendorp?
Eén van de mastino’s staat op en blaft woedend: ‘Stilte, godverdomme!!’
Dat heeft effect. De poedel gaat door: ‘Beste medepoedels! Geluk is wat ik u kom brengen. Want wij zijn de beste honden van allemaal, wij poedels. Waarom hebben wij een zo vredig leven? Omdat wij poedels zijn, nergens anders om. Helaas zijn er ook andere rassen in ons midden gekomen, zoals de Anatolische berghond. Zeer slecht opvoedbaar zijn deze beesten, en ze kunnen beter dan ook terug naar hun schapen, geiten en koeien in Anatoliëland! Daar hebben ze een veel fijner leven dan hier, met onze uitkeringsinstanties. Wraf! Want wie is er wel eens aangevallen door een Anatolische berghond? Niemand? Nou ik zelf wel, hoor! Meerdere keren ben ik aangevallen door zo’n vuile Anatolische berghond, daarom heb ik ook beveiliging nodig.’
Daarop beginnen de wat oudere spaniëls en terriërs op te wippen en fijn te grommen.
‘Dank u, poedels,’ zegt de witte poedel.

zaterdag 2 oktober 2010

Waar staan we

Ik ben, net als de heer Wilders, tegen moslims en tegen de islam. Zoals ik ook tegen de katholieken en tegen het katholicisme, of het reformisme, of tegen wat voor geloof dan ook ben. Niet omdat, laat ik het zo zeggen. Privé mag u doen wat u wilt, mag u bidden en knielen. Kaarsjes aansteken enzovoorts. Processies houden mag ook, daar stoort u mij niet mee (een goede drumband erachteraan helpt).
Ik ben en blijf wel tegen elk geloof. Tegen elke absurditeit.
Verschil met de heer Wilders: ik beschouw niet elke katholiek of elke moslim, zoals hij, als minderwaardig. Sommigen wel, zoals de heer Ratzinger, dat moet ik toegeven. Ik voel mij een beter burger dan de heer Ratzinger, ik heb tenminste geen kwaad gedaan zoals hij het heeft gedaan.
Die tsunami van moslims, waarover Wilders het verschillende keren heeft gehad (er moesten er ook 20 miljoen van uit Europa vertrekken, zei hij een andere keer), die tsunami blijkt een zeer bescheiden branding te zijn. Golfjes. Blijkt ook uit de demografische cijfers. Dus als meneer Wilders een volgende keer weer begint over die ‘islamisering’ van Nederland, staat u dan op en zegt u: wat u daarover zegt, heer Wilders, dat klopt eenvoudig niet.
Ondertussen mag de heer Wilders wel roepen wat hij wil, en dat wordt gedoogd door een kabinet dat hij steunt. Hij gedoogt een kabinet, en dat kabinet gedoogt hem. Gedogen is in het Engels: to tolerate. Dus elke keer dat de heer Wilders weer wilde uitspraken doet (knieschoten op Marokkaanse voetbalsupporters, herinner ik me nog, en ik herinner me ook nog rare uitspraken over hoofddoekjes), dan moet een kabinet dat door dezelfde meneer Wilders wordt gesteund of gedoogd, zeggen: nee hoor, dat is niet zo.
Spannende tijden.

Eufrosuna van Egypte (1 januari)

- Dag Duifje.
- Dag Bennemans. Wat een gedonder in het CDA!
- Ja, daar zit men in de maag met een paar dissidenten. En met Wilders natuurlijk. Maar daar zullen ze, met een correcte regie van dat congres, een einde aan maken.
- Hoop jij dat?
- Nee, natuurlijk niet. Maar zo gaan dat soort congressen nu eenmaal. Die regering-Wilders 1 komt eraan.
- Ik ben blij dat ik dood ben.
- Ja. Ik bedoel, nee. Het is het einde van Nederland als voortrekkersnatie. Als voorbeeld.
- Dat lijkt me ook, ja. Je kunt nu nooit meer zeggen, bijvoorbeeld tegen China: stop eens met die doodstraffen. Want dan zegt China: kijk eens naar je eigen!
- Hoe staat het met je heiligen?
- Dat moest ik vragen, Bennemans. Hoe staat het met je heiligen?
- Er groeit prei op hun graven. Maar Eufrosuna van Egypte is wel interessant. Ook Justinus van Chieti had ik kunnen nemen, maar dat was gewoon een ordinaire bisschop. Of Almachius van Rome, ook niet zo interessant. Die protesteerde ergens tegen, in CDA-taal, en werd toen ‘door zwaardvechters ter plekke in stukken gehakt’. Die Eufrosuna ging in het klooster. Ze was een vrouw, maar ze ging in een mannenklooster, waar ze uiteraard...
- Ja?!
- Waar ze uiteraard, zeg ik, apart gehouden werd van de rest van de broeders. Zegt men. Haar vader ging haar zoeken, want ze was opeens weggegaan en verdwenen. Die vader komt in dat klooster terecht, en die komt in direct contact met zijn dochter.
- Ze omhelzen elkaar.
- Nee, juist niet. Die vader herkent haar niet! Van zulke sprookjes, en daar zullen we er nog veel meer van krijgen, hangt het katholicisme dus aan elkaar.

vrijdag 1 oktober 2010

Regeerakkoord

Nu weten we het eindelijk. Wat de heren Rutte, Verhagen en Wilders hebben afgesproken, is een verhaal van een procentje hier en een procentje daar afhalen, en dat zou dan 18 miljard opleveren.
Ik heb het, met mijn beperkte verstand, eens opgeteld. De bezuinigingen die ze zullen halen over vier jaar: 4,8 miljard. Niet meer. Zo zeggen ze: voor de ouderen 1 miljard erbij. Voor wegenaanleg: zoveel honderd miljoen erbij. Zeg 500 miljoen. Dan zegt mijn ouderwetse verstand toch: wil je 18 miljard besparen, en daar komt nog eens 1½ miljard bij aan kosten, dan moet je dus op andere posten geen 18 miljard, maar 19½ miljard vinden. Jammer dat geen journalist deze simpele logica heeft gevolgd.
Vanavond zaten bij P&W drie mannen van de oppositie (Rouvoet, Pechtold en Cohen) die alledrie tamelijk rustig waren. Pechtold klaagde wel enigszins over die ontslagregeling die niet doorgaat (wat die regeling ook alweer inhield, ben ik al vergeten, als je baas je niet meer wil, moet hij je kunnen ontslaan, of zoiets), Rouvoet had het wel eventjes over de gezinshereniging en Cohen had het, waarover had hij het ook alweer?, over de bijstandtrekkers, die het over ik meen 25 jaar moeilijker zullen krijgen.
Een stevige oppositie is in Nederland niet mogelijk. Het zou wijs zijn als de dissidenten in de CDA-fractie hun poot stijf houden, stijver althans dan Ab Klink hem heeft gehouden. Want er is, behalve dat regeerakkoord, ook nog een gedoogakkoord met Wilders.
Het lijkt mij dat na het tijdperk-Balkenende, het tijdperk-Verhagen een zeer korte tijdsspanne bespaard zal blijven. En dat komt mede door die 500 man animal cops. Yes! (Trouwens ook weer een uitbreiding van de politie, die dus ook weer geld gaat kosten. En daar heeft men ook geen bezuiniging tegenover staan.) Maar voortreffelijk, jongens, dat hebben jullie weer goed uitonderhandeld.
Kinderen.